ECLI:NL:CRVB:2022:1584
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over geschil inzake arbeidsongeschiktheid en urenbeperking in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) per 15 juli 2019 beëindigde. Appellante, die eerder als verkoopmedewerkster werkte, had zich op 22 januari 2016 ziek gemeld en een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv concludeerde dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat zij in staat was om bepaalde functies te vervullen. Appellante betwistte deze conclusie en overhandigde een expertiserapport van verzekeringsarts D. Erdogan, waarin werd gesteld dat zij maximaal 6 uur per dag en 30 uur per week kan werken. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het Uwv niet voldoende had gemotiveerd waarom het rapport van Erdogan niet werd gevolgd. De Raad constateerde een motiveringsgebrek in het bestreden besluit en droeg het Uwv op om dit binnen zes weken te herstellen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische gegevens en de impact van slaapproblemen op de arbeidsongeschiktheid van appellante.