ECLI:NL:CRVB:2022:1571
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een aanvraag voor dubbele kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet met betrekking tot intensieve zorg en medische beoordeling
In deze zaak heeft appellante op 23 mei 2018 een aanvraag voor dubbele kinderbijslag ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor haar zoon, die lijdt aan pijn- en vermoeidheidsklachten. De Svb heeft deze aanvraag op 26 juli 2018 afgewezen, met als argument dat de zoon geen intensieve zorg nodig heeft volgens de criteria van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De zorgscore van de zoon werd vastgesteld op nul punten, terwijl voor zijn leeftijd een minimale score van vier punten vereist is.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van appellante, dat de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg een strenger criterium hanteert dan de AKW, niet slaagde. De rechtbank benadrukte dat de AKW geen inhoudelijke invulling geeft aan 'intensieve zorg', maar verwijst naar een algemene maatregel van bestuur die deze invulling biedt.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven. De Raad concludeerde dat appellante geen nieuwe medische gegevens had aangedragen die de eerdere bevindingen van de medisch adviseur van CIZ konden weerleggen. De Raad oordeelde dat het onderzoek door de medisch adviseur zorgvuldig was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beoordelingskader rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.