ECLI:NL:CRVB:2022:1568

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
21/427 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht in WIA-V zaak

Op 23 juni 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Het verzet was ingediend door de appellant, vertegenwoordigd door mr. M.A. van de Weerd, tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 10 februari 2022, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. In de verzetprocedure is gebleken dat het griffierecht wel tijdig was voldaan, maar dat het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak dit retour had gestort vanwege het ontbreken van een betalingskenmerk. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van 10 februari 2022 verviel. De Raad besloot het onderzoek voort te zetten in de stand waarin het zich bevond en veroordeelde het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de proceskosten van de appellant, die werden begroot op € 379,50. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 juni 2022
21/427 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 januari 2021, 20/3094 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak op
15 januari 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft de beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht.
Namens appellant heeft mr. M.A. van de Weerd, advocaat, verzet ingediend.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 10 februari 2022 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald.
In verzet is gebleken dat het griffierecht wel tijdig is voldaan maar door het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak retour is gestort in verband met het ontbreken van een betalingskenmerk.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
10 februari 2022 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in de verzetprocedure. De kosten worden begroot op € 379,50.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) K.R. van Renswoude