ECLI:NL:CRVB:2022:1566
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die zich ziek had gemeld op 15 oktober 2015. Appellante had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uwv weigerde deze op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel. De geduide functies vielen binnen de belastbaarheid van appellante zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad volgde appellante niet in haar stelling dat zij geen benutbare mogelijkheden had om arbeid te verrichten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 3 juli 2022.