ECLI:NL:CRVB:2022:1565

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
20/4076 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake WIA-V

In de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2022, met zaaknummer 20/4076 WIA-V, is het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep behandeld. Het hoger beroep was eerder niet-ontvankelijk verklaard op 6 oktober 2021, omdat het griffierecht niet was betaald en het hoger beroep niet tijdig was ingediend. Appellant heeft verzet aangetekend, waarbij hij aanvoert dat hij vanwege zijn slechte gezondheid niet in staat was om tijdig hoger beroep in te dienen. De zitting voor het verzet vond plaats op 13 mei 2022, maar beide partijen zijn niet verschenen.

De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat appellant niet met bewijsstukken heeft onderbouwd dat hij gedurende de gehele termijn voor het indienen van hoger beroep niet in staat was om dit te doen. Ook zijn er geen redenen gegeven waarom het griffierecht niet op tijd kon worden voldaan. De Raad merkt op dat appellant een derde had kunnen inschakelen om hem te helpen bij het indienen van het hoger beroep en het behartigen van zijn belangen. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad besloten dat het verzet ongegrond is en ziet hij geen aanleiding om proceskosten aan appellant te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 juni 2022
20/4076 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2020, 20/151 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellante tegen de aangevallen uitspraak van 13 oktober 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft de beslissing genomen op grond van de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellant is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring en heeft verzet ingediend.
Het verzet is behandeld ter zitting van 13 mei 2022. Beide partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 6 oktober 2021 is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet is betaald en het hoger beroep niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellant aangegeven dat hij geen goede gezondheid heeft.
De Raad ziet in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen reden om anders te beslissen. Appellant heeft niet met bewijsstukken onderbouwd dat hij de gehele termijn voor het indienen van hoger beroep niet in staat was dat te doen. Ook heeft appellant geen redenen gegeven dat hij het griffierecht niet op tijd kon voldoen. Appellant had tenslotte een derde kunnen inschakelen om hem te helpen het hoger beroep tijdig in te dienen en zijn belangen te behartigen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om proceskosten aan appellant te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) L.C. van Bentum