ECLI:NL:CRVB:2022:1564

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
20/1574 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Venderbos, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep werd ingesteld na een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2020. Tijdens de zitting op 10 november 2021 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. E. Moerman. Na de zitting heeft het Uwv op 12 januari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante.

Op 28 februari 2022 heeft mr. Venderbos namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. De Raad voor de Rechtspraak heeft vervolgens de procedure gesloten zonder nader onderzoek, op basis van de artikelen 8:64 en 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad oordeelde dat, omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante, het Uwv veroordeeld kon worden in de proceskosten die appellante had gemaakt in zowel de beroeps- als de hoger beroepsprocedure.

De Raad heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.518,- voor de beroepsprocedure en € 1.518,- voor de hoger beroepsprocedure, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 3.036,-. De uitspraak werd gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 juli 2022
20/1574 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
12 maart 2020, 18/3755 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. Y.M. Venderbos hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaak heeft plaatsgevonden op 10 november 2021.
Appellante is verschenen met haar echtgenoot en bijgestaan door mr. Venderbos.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Moerman.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Het Uwv heeft op 12 januari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 28 februari 2022 heeft mr. Venderbos namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten, bestaande uit kosten voor de aan appellante verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 januari 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.518,- in beroep en € 1.518,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.036,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.036,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai
GdJ