ECLI:NL:CRVB:2022:1562

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
20/180 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 22 maart 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.E.E. Vollebregt, op 8 april 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de Raad, met de voorwaarde dat de vergoeding in overeenstemming is met het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft overwogen dat, gezien de intrekking van het beroep omdat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, het Uwv op verzoek van appellante in de proceskosten kan worden veroordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 1.518,- voor het beroep en € 759,- voor het hoger beroep, met aanvullende kosten voor medische informatie en reiskosten.

De Raad heeft uiteindelijk besloten het Uwv te veroordelen in de kosten van appellante tot een totaalbedrag van € 2.393,68. Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 juli 2022
20/180 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
27 november 2019, 19/1477 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A. Boesjes hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 22 maart 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 8 april 2022 heeft mr. A.E.E. Vollebregt, als opvolgend gemachtigde, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft laten weten zich te refereren aan het oordeel van de Raad, met dien verstande dat de vergoeding in overeenstemming is met het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 22 maart 2022 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.518,- in beroep (1 punt voor het indien van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 759,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Met betrekking tot de gemaakte kosten van € 102,96 voor het opvragen van medische informatie, is de Raad van oordeel dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
De reiskosten die appellante heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de Raad, komen tot een bedrag van € 13,72 (openbaar vervoer 2e klas) voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 2.393,68.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2022.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai
GdJ