ECLI:NL:CRVB:2022:1562
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 22 maart 2022 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. A.E.E. Vollebregt, op 8 april 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. Het Uwv heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de Raad, met de voorwaarde dat de vergoeding in overeenstemming is met het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft overwogen dat, gezien de intrekking van het beroep omdat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, het Uwv op verzoek van appellante in de proceskosten kan worden veroordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 1.518,- voor het beroep en € 759,- voor het hoger beroep, met aanvullende kosten voor medische informatie en reiskosten.
De Raad heeft uiteindelijk besloten het Uwv te veroordelen in de kosten van appellante tot een totaalbedrag van € 2.393,68. Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2022.