ECLI:NL:CRVB:2022:1558

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
20/2278 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen herzieningsbesluit bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een herzieningsbesluit van het dagelijks bestuur van Fijnder, voorheen de Sociale Dienst Oost Achterhoek. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.O. Wattilete, had hoger beroep ingesteld na een herzieningsbesluit dat op 14 december 2021 was genomen. In de procedure heeft de appellant verzocht om een proceskostenveroordeling, omdat het dagelijks bestuur aan de bezwaren van de appellant tegemoet was gekomen. De Raad overweegt dat het risico van een proceskostenveroordeling bij het bestuursorgaan ligt, ook als het tegemoetkomen niet direct verband houdt met de aangevoerde grieven. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten die de appellant heeft gemaakt in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep redelijk zijn en heeft deze begroot op een totaalbedrag van € 3.359,-. De uitspraak benadrukt dat het bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de proceskosten, zelfs als er geen verwijt kan worden gemaakt.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 juli 2022
20/2278 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
8 juni 2020, 19/3499 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van Fijnder, voorheen de Sociale Dienst Oost Achterhoek (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.O. Wattilete, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft op 14 december 2021 een herzieningsbesluit genomen.
Bij brief van 16 december 2021 heeft mr. Wattilete namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het dagelijks bestuur te veroordelen in de proceskosten.
Het dagelijks bestuur heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het dagelijks bestuur heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is voor vergoeding van andere proceskosten dan die verband houden met het hoger beroep omdat pas bij de uitspraak van 24 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2148, er aanleiding bestond om het herzieningsbesluit van 14 december 2021 te nemen. Tot dat moment was de eerdere besluitvorming correct.
Dit standpunt wordt niet gevolgd. Met het herzieningsbesluit van 14 december 2021 is het dagelijks bestuur aan de bezwaren van appellant tegemoet gekomen. Het enkele feit dat het dagelijks bestuur geen verwijt kan worden gemaakt, staat aan een proceskostenveroordeling niet in de weg. De proceskostenveroordeling wordt ook toegekend indien het tegemoetkomen plaatsvindt op een grond die geen verband houdt met de aangevoerde grieven. Ook in dat geval ligt het risico van een proceskostenveroordeling bij het bestuursorgaan.
De Raad ziet aanleiding het dagelijks bestuur te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.082,- in bezwaar, € 1.518,- in beroep en € 759,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het dagelijks bestuur wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het dagelijks bestuur in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.359,-.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2022.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) K.R. van Renswoude