ECLI:NL:CRVB:2022:1556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de beëindiging van de Ziektewetuitkering en de beoordeling van psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante, die sinds 2019 ziek is, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het Uwv had in juni 2020 besloten dat appellante per 30 augustus 2020 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat appellante aannemelijk heeft gemaakt dat er op de datum in geding geen sprake was van een verbetering van haar psychische klachten. De Raad oordeelde dat de behandeling van appellante tijdelijk was gestaakt, niet omdat haar klachten waren verminderd, maar omdat zij het psychisch niet aankon. De Raad heeft het besluit van het Uwv vernietigd en bepaald dat de ZW-uitkering van appellante vanaf 4 januari 2021 ongewijzigd wordt voortgezet. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante en de wettelijke rente over de nog na te betalen uitkering.