ECLI:NL:CRVB:2022:1544
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging van WIA-uitkering na herbeoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WIA-uitkering te beëindigen. Appellant, die sinds 2007 arbeidsongeschikt is, heeft in 2016 een herbeoordeling ondergaan waarbij zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 55%. Na een nieuwe herbeoordeling in 2019 concludeerde het Uwv dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant betwist deze beslissing en stelt dat eerdere beoordelingen tot andere conclusies hebben geleid. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom de prognose van 2016 niet langer geldig was. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die de inschatting van het Uwv zou kunnen weerleggen. De Raad concludeert dat de beëindiging van de WIA-uitkering terecht is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.