ECLI:NL:CRVB:2022:1543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ZW-uitkering op basis van medische geschiktheid en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R. Kaya, had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. De weigering was gebaseerd op de conclusie dat appellant per 29 april 2019 niet arbeidsongeschikt was, aangezien hij in de weken voorafgaand aan zijn ziekmelding in staat was om fulltime te werken. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen medische argumenten waren om beperkingen aan te nemen voor de door appellant gemelde klachten. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij niet in staat was om volledig te werken, maar de Raad oordeelde dat de argumenten van appellant niet nieuw waren en dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.