In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 5 november 2021. De appellant, die in hoger beroep ging, had eerder een ongegrond verklaard beroep tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op bezwaar van 27 augustus 2020. Het Uwv had in zijn beslissing van 9 december 2019 vastgesteld dat de appellant met ingang van 28 februari 2020 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De Centrale Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af.
De Raad oordeelde dat op de datum in geding, 28 februari 2020, niet gebleken was van psychische beperkingen die het verrichten van arbeid belemmerden. De in hoger beroep ingediende medische informatie, waaronder een diagnose van posttraumatische stressstoornis door GZ-psycholoog M. Bolten, onderbouwde niet dat er op de datum in geding sprake was van psychopathologie. De verzekeringsartsen hadden geen relevante medische informatie over het hoofd gezien en de Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor psychische beperkingen op de datum in geding.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier, G.S.M. van Duinkerken, heeft het proces-verbaal ondertekend. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een deskundige in te schakelen of om de proceskosten te veroordelen, aangezien de ingediende medische informatie niet voldoende was om het standpunt van het Uwv te weerleggen.