ECLI:NL:CRVB:2022:1525
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en arbeidsdeskundig oordeel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die als assemblagemedewerker werkte, had zich op 22 januari 2019 ziek gemeld na een verkeersongeval. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende hem een Ziektewet (ZW) uitkering toe, maar beëindigde deze per 22 februari 2020, omdat hij in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een herbeoordeling.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertoonden. De rechtbank vond dat de belastbaarheid en mogelijkheden van de appellant correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 juni 2020. De appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn klachten onvoldoende waren weergegeven in de FML, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank deze gronden voldoende had gemotiveerd en dat het Uwv de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt had bevonden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet in zijn standpunt werd gevolgd dat zijn beperkingen onterecht waren vastgesteld. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.