Uitspraak
19 3188 WIA
8 januari 2019 (aangevallen tussenuitspraak) en de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 13 juni 2019, 17/3512 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
L. den Hartog.
OVERWEGINGEN
17 november 2016 aan appellant bekendgemaakt. In dit voorgenomen besluit is te kennen gegeven dat, in verband met arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%, de
WGA-vervolguitkering van appellant zal worden ingetrokken.
7 november 2018 niet afdoen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de grond van appellant dat de FML moet worden aangevuld, omdat hij in verband met zijn medicatie niet kan werken met gevaarlijke machines, niet slaagt. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een reactie uiteen heeft gezet dat niet is gebleken dat appellant de medicatie op de datum in geding gebruikte, dan wel dat er bij de medicatie geen sprake is van (hinderlijke) bijwerkingen en/of dat de medicatie invloed heeft op het vermogen om een machine te bedienen. Over de psychische beperkingen van appellant heeft de rechtbank overwogen dat de depressieve klachten van appellant door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn onderkend en dat een beperking is aangenomen met betrekking tot conflicthantering. De rechtbank heeft ook geen reden gezien om aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv er terecht op gewezen dat psycholoog M. Guldenaar in de door appellant overgelegde brieven van 5 juni 2018 en 27 november 2018 de diagnose depressieve stoornis enkel heeft gebaseerd op een intakegesprek en dat de psycholoog weliswaar DSM-criteria heeft genoemd, maar dat een inzichtelijke onderbouwing van de diagnose op grond van onderzoeksgegevens ontbreekt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep voldoende toegelicht dat bij de functie samensteller elektronische apparatuur (SBC-code 267050) geen sprake is van een overschrijding bij aspect 4.7 (schroefbewegingen met hand en arm), omdat niet bij elke reikhandeling (360 keer per uur) een schroefbeweging hoeft te worden gemaakt. De stelling van appellant dat de functie samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) en de reservefunctie administratief medewerker (SBC-code 315133) niet geschikt zijn omdat er sprake is van een overschrijding op aspect 5.7.1 (boven schouder hoogte actief zijn), slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Uit het rapport van 2 maart 2018 van de arbeidskundige bezwaar en beroep volgt dat de arbeidskundig analist het gebruik van een opstapje in de praktijk heeft getest en aangegeven dat het mogelijk is. In de functie van administratief medewerker moeten postmappen in de bovenste vakken van de postkast op de postkamer worden gelegd. De arbeidskundig analist heeft aangegeven dat er een opstapje kan worden gebruikt en heeft daarbij de hoogte van de kast betrokken. De rechtbank acht dit voldoende nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat appellant beperkt is op het beklimmen van een ladder maar niet op traplopen.De rechtbank heeft geoordeeld dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid, omdat onvoldoende is gemotiveerd aan welke kenmerken een adequate werkstoel moet voldoen en in hoeverre een normale werkstoel voldoet aan die kenmerken gelet op de voor appellant geldende beperkingen. Omdat op grond van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld of in machinebediende kunststof verwerkende industrie (SBC-code 271092) sprake is van een adequate werkstoel, heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit op dit punt een deugdelijke motivering ontbeert. In de aangevallen tussenuitspraak heeft de rechtbank verder overwogen dat uit de beschikbare gegevens kan worden afgeleid dat in de functie samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) en de reservefunctie administratief medewerker (SBC.-code 315133) wordt getild terwijl gebruik wordt gemaakt van een opstapje (klimmen) en cle vraag ontstaat hoe deze vaststelling zich verhoudt met de aanname van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een functie ‘zonder tilbelasting’ veronderstelt dat er niets getild mag worden. De rechtbank heeft in de aangevallen tussenuitspraak geoordeeld dat ook op dit punt de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is. De rechtbank heeft het Uwv opgedragen het motiveringsgebrek te herstellen, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, dan wel mee te delen dat geen gebruik wordt gemaakt van deze gelegenheid.
29 november 2017 in stand blijven. Voorts heeft de rechtbank bepalingen gegeven over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.
7 november 2018. Volgens appellant dient door de Raad een deskundige te worden benoemd, nu hij financieel niet in staat is zelf een deskundige in te schakelen voor een uitvoeriger onderzoek. Het arrest Korošec brengt niet met zich dat, als er wel stukken uit de behandelend sector zijn ingebracht, de equality of arms geschonden is door het enkele feit dat door betrokkene niet zelf een (uitvoerig) rapport van een deskundige is ingebracht. De in het dossier aanwezige medische informatie van de behandelend sector bevat beschrijvingen van de klachten van appellant, de behandeling en de bevindingen van de behandelaars. Deze informatie is naar zijn aard geschikt om twijfel te zaaien aan de conclusies van de verzekeringsartsen van het Uwv, met inbegrip van de conclusies over de belastbaarheid van appellant. Er is daarom geen sprake van schending van het beginsel van equality of arms en geen aanleiding om op die grond een deskundige in te schakelen. Gelet hierop kan het door appellant gestelde financiële onvermogen verder onbesproken worden gelaten.
17 november 2017, wordt ook om die reden geen aanleiding gezien een deskundige te benoemen.
BESLISSING
€ 5.275,02;