ECLI:NL:CRVB:2022:1502
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bruikleenauto op basis van Wmo 2015 door college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die samen met zijn broer en zus lijdt aan neurologische aandoeningen en cognitieve stoornissen, had een aanvraag ingediend voor een bruikleenauto op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 9 juli 2018 afgewezen, met als argument dat individueel aanvullend openbaar vervoer (AOV) met begeleiding voldoende zou zijn om in de vervoersbehoefte van de kinderen te voorzien. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag door het college op goede gronden is gebeurd. De Raad heeft vastgesteld dat de medische aandoeningen van de kinderen en de logistieke uitdagingen van het gezin onvoldoende aanknopingspunten bieden om aan te nemen dat het college de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Appellant heeft in hoger beroep geen objectiveerbare medische stukken overgelegd die aanleiding geven tot twijfel aan de conclusies van het college. De Raad heeft ook opgemerkt dat het college voldoende heeft onderbouwd dat het gezin in geval van nood gebruik kan maken van ambulancevervoer.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd voor zover deze is aangevochten. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.