ECLI:NL:CRVB:2022:15
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten boete vriend
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 14 januari 2019 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 502,73. Dit bedrag was bedoeld om de kosten te dekken die zijn vriend had moeten betalen als gevolg van een boete voor het onjuist aanbieden van huisvuil. De appellant had een schuldbekentenis overgelegd waarin hij erkende de overtreding te hebben begaan, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam wees de aanvraag af. Het college stelde dat de kosten zich niet voordeden voor de appellant, aangezien de betalingsverplichting bij zijn vriend bleef liggen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de rechtbank ten onrechte de schuldbekentenis niet voldoende had meegewogen. De Raad oordeelde echter dat de kosten zich niet voordeden voor de appellant, omdat de vriend de boete had gekregen en de appellant niet aansprakelijk was voor de betaling. De Raad bevestigde dat de kosten niet voldaan konden worden uit de bijstandsnorm en dat de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.