Uitspraak
21 2156 WW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
1 punt. Ten tijde van het instellen van bezwaar bedroeg de waarde per punt € 512,-. Per 1 januari 2020 is op grond van de Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 20 november 2019, nr. 2742859, tot indexering van bedragen in de Awb de waarde per punt vastgesteld op € 525,-. Omdat deze indexering onmiddellijke werking had, had het Uwv de waarde per punt op 20 februari 2020 moeten vaststellen op € 525,-. Nu het Uwv dat bedrag ten onrechte heeft vastgesteld op € 512,- heeft de rechtbank aanleiding gezien hierin zelf te voorzien. Omdat de rechtbank de proceskostenvergoeding zelf opnieuw moet vaststellen, moet deze toetsing worden uitgevoerd aan de hand van de tarieven die geleden op het moment waarop de rechtbank de beslissing neemt. De rechtbank heeft daarvoor het voor 2021 geldende tarief van € 534,- toegepast. Nu er geen sprake is van andere proceshandelingen en het gewicht van de zaak als gemiddeld wordt aangemerkt bedraagt het te vergoeden bedrag aan proceskosten € 534,-. Omdat het Uwv € 512,- heeft vergoed heeft appellante naar het oordeel van de rechtbank nog recht op € 22,-. De omstandigheid dat appellante een eigen bijdrage heeft moeten betalen in de kosten van rechtsbijstand geeft geen aanleiding voor vergoeding van een hoger bedrag aan proceskosten. Het systeem aan vergoeding van proceskosten is een forfaitair systeem. De werkelijk gemaakte kosten zijn niet van belang. Er is dan ook geen grond om een hogere proceskostenvergoeding toe te kennen.