ECLI:NL:CRVB:2022:1468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en opschorting van bijstandsverlening en afwijzing van individuele inkomenstoeslag op basis van schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en opschorting van bijstandsverlening aan appellante, alsook de afwijzing van haar aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag. Appellante ontving vanaf 15 maart 2016 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Na een anonieme melding dat zij niet op het uitkeringsadres woonde, heeft de gemeente Leeuwarden een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante van 29 augustus 2017 tot en met 9 november 2017 niet op het uitkeringsadres woonachtig was, wat resulteerde in de opschorting van haar bijstandsverlening en de intrekking van haar recht op bijstand. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de beroepen van appellante tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij niet meer op het uitkeringsadres woonde. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag boden voor de besluiten van het college. Appellante had ook een aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag ingediend, maar deze werd afgewezen op basis van de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Leeuwarden, die bepaalt dat iemand die verwijtbaar de inlichtingenverplichting heeft geschonden, niet in aanmerking komt voor de toeslag. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag voor de toeslag terecht was.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat de hoger beroepen van appellante niet slagen en bevestigde de aangevallen uitspraken van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.