Uitspraak
OVERWEGINGEN
21 september 2018 en 1 oktober 2018 en tussen 15 oktober 2018 en 5 november 2018. Ook zijn van het uitkeringsadres verbruiksgegevens van water, gas en elektra opgevraagd bij het waterbedrijf en het energiebedrijf. Op 8 november 2018 hebben sociaal rechercheurs pogingen gedaan om een onaangekondigd huisbezoek op het uitkeringsadres af te leggen, waarbij niet werd opengedaan. Op die dag hebben zij wel met drie omwonenden van het uitkeringsadres (X, Y en Z) en met de hoofdbewoner van de adressen 2 en 3 gesproken. Op
9 november 2018 is appellante gehoord, waarbij zij onder meer heeft verklaard dat appellant vanaf 3 november 2018 weer bij haar woont. Op 14 november 2018 is een voormalig buurtbewoonster van het uitkeringsadres (A) gehoord en op 29 november 2018 zijn drie buurtbewoners van adres 1 gehoord. De bevindingen van het onderzoek staan in een rapport van 1 maart 2019.
1 december 2015 tot en met 31 oktober 2018. Daarvan kan appellante een verwijt worden gemaakt. Bij de vaststelling van de hoogte van de boete is het college uitgegaan van een netto benadelingsbedrag van € 41.231,36, van normale verwijtbaarheid en van een fictieve draagkracht van appellante van 10% van de toepasselijke bijstandsnorm over twaalf maanden.
8 november 2018 allemaal verklaard dat ook eiser op het uitkeringsadres woonde. Dat was volgens de verklaring van een aantal van hen zo gedurende de gehele periode in geding. De stelling van eisers dat er “niets is overwogen” over de datum 1 december 2015, volgt de rechtbank dan ook niet. X heeft verder verklaard dat hij ziet dat eiser en eiseres vaak samen weggaan, daarbij ook gebruik maken van de auto, dat de ene keer eiser rijdt en de andere keer eiseres en dat ze altijd samen de grote boodschappen doen. Z, die daar vanaf februari 2017 woont, heeft verder verklaard dat hij weleens binnen is geweest bij eiser en eiseres, dat zij goed contact met ze hebben, dat eisers daar samenwonen als koppel en eiseres ook wel eens bij hen oppast. Hij ziet meestal eiser vertrekken met de auto, eiseres is er vaak bij. Verweerder heeft terecht nog aangevoerd dat het deze bewoners opgevallen moet zijn als eiser daar niet langer woonde. A, buurtbewoonster van het uitkeringsadres van 6 november 1996 tot
3 januari 2018, heeft op 14 november 2018 ook verklaard dat eiser vanaf 1 november 2010 op het uitkeringsadres woonde. Verder heeft zij verklaard dat eiser en eiseres hand in hand liepen, samen de tuin deden, samen boodschappen deden en samen in de voortuin zaten. Ze hoorde ze ook praten. Dat A niet méér heeft waargenomen dan dat eiser met regelmaat op bezoek kwam, zoals door eisers is gesteld, volgt de rechtbank dan ook niet. Eisers hebben ter zitting gesteld dat A een leugenachtige verklaring heeft afgelegd. Dit is echter verder niet onderbouwd. Dat uit de stukken wel blijkt dat er buurtoverlast is geweest, is daartoe onvoldoende. Dat niet alle getuigenverklaringen heel specifiek zijn, betekent niet dat daar geen waarde aan kan worden toegekend. De verklaringen berusten op eigen waarnemingen, vinden steun in elkaar en ook in de andere, hierna te noemen, onderzoeksgegevens.
BESLISSING
- bevestigt aangevallen uitspraak 1;
- vernietigt aangevallen uitspraak 2 voor zover daarbij het bedrag van de boete is vastgesteld op € 907,-;
- stelt het bedrag van de boete vast op € 655,-;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 1.518,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 2 betaalde griffierecht van € 131,- vergoedt.