Uitspraak
20 3331 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door appellant, die sinds december 2018 dak- en thuisloos was. Appellant had op 27 juni 2019 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW), waarbij hij verklaarde op een bepaald adres te wonen. Echter, tijdens een huisbezoek op 12 augustus 2019 bleek dat appellant niet op het opgegeven adres verbleef, volgens een medebewoner die verklaarde appellant nooit te zien. De Raad oordeelde dat er voldoende reden was voor het huisbezoek en dat de bevindingen daarvan de afwijzing van de bijstandsaanvraag konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland die het beroep tegen de afwijzing ongegrond had verklaard. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor het recht op bijstand bij de aanvrager ligt en dat het college de informatie over de woon- en leefsituatie van appellant op juiste wijze had gecontroleerd. De uitspraak bevestigt dat de onderzoeksbevindingen van het huisbezoek een toereikende grondslag vormden voor het standpunt van het college.