ECLI:NL:CRVB:2022:1425
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor WIA-functies na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die sinds 2010 als machine-operator werkte, meldde zich in 2016 ziek na een bedrijfsongeval en ontwikkelde psychische klachten. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek in 2018 werd appellant geschikt geacht voor verschillende functies, maar zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd afgewezen. Appellant meldde zich opnieuw ziek in 2019 en ontving ziekengeld, maar werd in 2020 door het Uwv geschikt geacht voor de functie van administratief medewerker. Het Uwv beëindigde zijn ziekengeld per 16 juni 2020, wat appellant aanvocht. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellant geschikt was voor de functie van administratief medewerker, ondanks zijn klachten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de proceskosten af.