ECLI:NL:CRVB:2022:1415
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding en verzuim
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 november 2021. De rechtbank had op die datum een uitspraak gedaan die per aangetekende post aan appellant was verzonden. Appellant heeft echter zijn hoger beroep te laat ingediend, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de laatste dag voor indiening 10 januari 2022, maar het beroepschrift is pas op 26 januari 2022 ontvangen.
Appellant heeft aangevoerd dat hij op vakantie was in Irak en daardoor de uitspraak niet tijdig heeft kunnen ontvangen. Hij heeft verklaard dat hij pas op 21 januari 2022 terugkeerde naar Nederland en dat hij geen bericht van de rechtbank had ontvangen voor zijn vertrek. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in verzuim is geweest. De rechtbank had de uitspraak op 23 december 2021 opnieuw verzonden, maar appellant heeft geen bewijs geleverd dat hij geen afhaalbericht heeft ontvangen. De Raad concludeert dat het risico van een niet-tijdige indiening van het hoger beroep voor rekening van appellant komt.
De Centrale Raad van Beroep heeft daarom het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek te doen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.