ECLI:NL:CRVB:2022:1409
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die sinds 2017 arbeidsongeschikt is, had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en de Ziektewet ontvangen. Het Uwv weigerde haar echter per 11 december 2019 in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Deze beslissing werd door de rechtbank Gelderland in een eerdere uitspraak bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante in hoger beroep beoordeeld, waarbij zij stelde dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet adequaat waren onderkend. Appellante voerde aan dat haar klachten waren toegenomen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de bijwerkingen van haar medicatie. De Raad oordeelde echter dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapporten voldoende onderbouwing boden voor de conclusie dat appellante niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering.
De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige de medische situatie van appellante goed in kaart hadden gebracht en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellante op de datum in geding niet meer arbeidsongeschikt was dan vastgesteld. De Raad besloot dan ook het hoger beroep van appellante af te wijzen en de eerdere uitspraak van de rechtbank te bevestigen.