ECLI:NL:CRVB:2022:1397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante op basis van de Wet WIA en de medische grondslag van het bestreden besluit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die een WIA-uitkering heeft aangevraagd. Appellante, die eerder werkzaam was als helpdeskmedewerker en verpleegkundige, heeft zich ziek gemeld in 2017 en is sindsdien in behandeling geweest voor verschillende medische klachten, waaronder migraine, hernia en fibromyalgie. Het Uwv heeft op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld dat appellante met ingang van 12 september 2019 38,47% arbeidsongeschikt is. Appellante heeft het bestreden besluit van het Uwv aangevochten, maar de rechtbank heeft haar beroep ongegrond verklaard, wat zij in hoger beroep heeft herhaald.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv voldoende zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht. De Raad oordeelt dat er geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Appellante heeft niet onderbouwd dat de in de FML opgenomen beperkingen onvoldoende zijn. De Raad bevestigt dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellante niet overschrijdt. De uitspraak van de rechtbank wordt volledig onderschreven, en het hoger beroep van appellante wordt afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.