ECLI:NL:CRVB:2022:1378
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak inzake restschade en mantelzorgvergoeding
Op 9 juni 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 30 juli 2021. De verzoeker, die niet aanwezig was op de zitting, had nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd, namelijk een brief van de Landsadvocaat van 8 oktober 2019, waarin werd gesteld dat de restschade op individuele basis wordt afgewikkeld. De verzoeker meende dat deze informatie leidde tot de conclusie dat de verleende mantelzorg gecompenseerd moest worden.
De Raad oordeelde echter dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet nieuw waren in de zin van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De brief van 8 oktober 2019 was al bekend bij de stukken van de eerdere zaak en kon derhalve niet dienen als basis voor herziening. De Raad benadrukte dat het middel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het aanvoeren van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren.
Daarnaast heeft de verzoeker verzet aangetekend tegen de uitspraak van 30 juli 2021 en verzocht om een nieuwe zitting, omdat hij niet aanwezig was bij de eerdere zitting. De Raad heeft dit verzoek opgevat als een verzoek om vervallenverklaring van de eerdere uitspraak. De beslissing op dit verzoek zal apart aan de verzoeker worden meegedeeld. De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.