ECLI:NL:CRVB:2022:1377
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant, die tot 1 juli 2016 als postbode/chauffeur werkte, had zich ziek gemeld en ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde echter een WIA-uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd gesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat alle klachten van appellant adequaat waren beoordeeld.
Appellant stelde in hoger beroep dat hij niet in staat was om arbeid te verrichten en dat de verzekeringsartsen hem voornamelijk telefonisch hadden gesproken, waardoor zijn medische situatie niet goed was beoordeeld. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze had plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had appellant persoonlijk gezien en had de relevante dossierinformatie in zijn beoordeling meegenomen. De rechtbank had overtuigend gemotiveerd dat er geen reden was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellant zoals vastgesteld door de verzekeringsarts.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen nieuwe medische informatie had overgelegd die de eerdere bevindingen van de verzekeringsarts zou kunnen ondermijnen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere beslissing van de rechtbank terecht was.