ECLI:NL:CRVB:2022:1373
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid en beëindiging WGA-vervolguitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv. Appellant had zijn arbeidsongeschiktheid met ingang van 27 juni 2019 vastgesteld op minder dan 35% en de WGA-vervolguitkering met ingang van 29 augustus 2019 beëindigd. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had gehandeld. Appellant, die eerder als elektromonteur werkte, had na een bedrijfsongeval in 2011 klachten ontwikkeld aan zijn rechteronderbeen en -knie, evenals psychische klachten. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts werd vastgesteld dat appellant belastbaar was, rekening houdend met zijn beperkingen. Het Uwv had de WGA-vervolguitkering beëindigd op basis van een gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd. De Raad concludeerde dat de signaleringen van mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid in de geselecteerde functies voldoende waren toegelicht en dat de arbeidsdeskundige de geschiktheid van de functies overtuigend had gemotiveerd. Appellant's argumenten in hoger beroep werden als herhalingen van eerdere stellingen beschouwd en niet onderbouwd met nieuwe medische informatie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.