ECLI:NL:CRVB:2022:1370
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot exporteren Wajong-uitkering naar Turkije wegens gebrek aan medische noodzaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die verzocht om zijn Wajong-uitkering te mogen exporteren naar Turkije. De appellant, geboren in 1981, heeft in 2003 een Wajong-uitkering ontvangen vanwege psychische problematiek, waaronder schizofrenie en verslaving. In 2018 heeft hij het Uwv verzocht om zijn uitkering naar Turkije te mogen exporteren, omdat hij daar in een gespecialiseerd psychiatrisch ziekenhuis behandeld zou worden. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen sprake zou zijn van een medische behandeling die niet in Nederland kan worden gegeven.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het exportverbod van de Wajong-uitkering het uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties kan worden toegepast. De rechtbank volgde het Uwv in zijn oordeel dat de omstandigheden van de appellant niet als zwaarwegende redenen konden worden aangemerkt om de hardheidsclausule toe te passen.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de behandeling in Turkije effectiever is dan in Nederland en dat hij daar beter kan afkicken van zijn verslaving. De Raad heeft echter geoordeeld dat de door de appellant aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om het exportverbod te doorbreken. De Raad heeft de invulling van de hardheidsclausule door het Uwv niet onjuist of onredelijk geacht en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeert dat er geen objectieve en dwingende redenen zijn voor de appellant om naar Turkije te verhuizen, en dat de keuze van zijn echtgenote om hem te vergezellen niet als zodanig kan worden aangemerkt.