ECLI:NL:CRVB:2022:1365
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling en terugvordering van het persoonsgebonden budget (pgb) door het zorgkantoor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had in 2013 een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd, dat door het zorgkantoor VGZ Zorgkantoor B.V. was vastgesteld op € 38.515,30. Echter, er was een verschil van € 1.508,58 tussen het vastgestelde bedrag en het bedrag dat de appellant had opgegeven voor de zorg die daadwerkelijk was ingekocht. De appellant heeft niet kunnen aantonen dat dit verschil aan zorg is besteed, noch in de procedure bij het zorgkantoor, noch in de rechtsgang. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de terugvordering van het bedrag door het zorgkantoor rechtmatig was, omdat het pgb was verleend voor zorg die niet was ingekocht. De Raad oordeelde dat de door de zorgverlener gepleegde fraude geen rol speelde in deze zaak, en dat de appellant geen recht had op het bedrag dat niet was besteed aan zorg. De uitspraak benadrukt dat het redelijk is dat de appellant het niet gebruikte budget moet teruggeven aan het zorgkantoor, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.