ECLI:NL:CRVB:2022:1364
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep studiefinanciering en terugbetaling van schuld onder de Wet studiefinanciering 2000
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 april 2020, waarin werd geoordeeld over de terugbetaling van studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Appellant had in het verleden studiefinanciering ontvangen en was verplicht deze schuld terug te betalen. Hij heeft een bedrag van € 4.500,- aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betaald en verzoekt nu om terugbetaling van dit bedrag. De minister heeft beleid ontwikkeld voor kwijtschelding van schulden voor debiteuren die om humanitaire redenen niet in staat zijn hun studieschuld af te lossen, en voor debiteuren met een laag inkomen is er een draagkrachtmeting. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de betaling door appellant het gebruik van deze mogelijkheden voor de betaalde termijnen niet meer mogelijk maakt. Hierdoor was appellant deze bedragen verschuldigd en heeft hij deze terecht aan de minister betaald. De medische situatie van appellant verandert hier niets aan. De rechtbank heeft, zij het met een iets andere motivering, terecht tot hetzelfde oordeel gekomen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.