ECLI:NL:CRVB:2022:1364

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
20/2088 WSF-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep studiefinanciering en terugbetaling van schuld onder de Wet studiefinanciering 2000

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 april 2020, waarin werd geoordeeld over de terugbetaling van studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Appellant had in het verleden studiefinanciering ontvangen en was verplicht deze schuld terug te betalen. Hij heeft een bedrag van € 4.500,- aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betaald en verzoekt nu om terugbetaling van dit bedrag. De minister heeft beleid ontwikkeld voor kwijtschelding van schulden voor debiteuren die om humanitaire redenen niet in staat zijn hun studieschuld af te lossen, en voor debiteuren met een laag inkomen is er een draagkrachtmeting. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de betaling door appellant het gebruik van deze mogelijkheden voor de betaalde termijnen niet meer mogelijk maakt. Hierdoor was appellant deze bedragen verschuldigd en heeft hij deze terecht aan de minister betaald. De medische situatie van appellant verandert hier niets aan. De rechtbank heeft, zij het met een iets andere motivering, terecht tot hetzelfde oordeel gekomen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

20.2088 WSF-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 april 2020, 19/2175 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)
Datum uitspraak: 8 juni 2022
Zitting heeft: J. Brand, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: M.E. van Donk
Verschenen: mr. B.C. Rots en mr. H. Bouhuys (beiden namens de minister)

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Appellant heeft in het verleden studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) ontvangen. De daardoor ontstane schuld moest door hem worden terugbetaald. Appellant beoogt met deze procedure te bereiken dat een totaalbedrag van € 4.500,- dat hij aan de minister heeft betaald voor de (gedeeltelijke) aflossing van zijn schuld aan hem wordt terugbetaald.
2. Voor debiteuren van wie uit humanitair oogpunt niet (langer) kan worden verlangd dat zij hun studieschuld aflossen, heeft de minister kwijtscheldingsbeleid ontwikkeld. Voor debiteuren die vanwege hun geringe inkomen niet op de schuld kunnen aflossen, voorziet de Wsf 2000 in draagkrachtmeting. Kwijtschelding en draagkrachtmeting zien op nog openstaande termijnen van de studieschuld.
3. De betaling door appellant maken het gebruik van de onder 2 genoemde mogelijkheden voor de betaalde termijnen echter niet (meer) mogelijk. Dat betekent dat appellant deze bedragen verschuldigd was en dat hij deze dus terecht aan de minister heeft betaald. De minister heeft daarom geen aanleiding hoeven zien om het hiervoor genoemde bedrag geheel of gedeeltelijk terug te betalen. De medische situatie van appellant maakt dat niet anders.
4. De rechtbank is, zij het met een iets andere motivering, terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) M.E. van Donk (getekend) J. Brand