ECLI:NL:CRVB:2022:1344
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag militair invaliditeitspensioen en beoordeling van invaliditeitsscores
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een militair invaliditeitspensioen had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Defensie, omdat de mate van invaliditeit was vastgesteld op minder dan 10%. De rechtbank had de afwijzing van de aanvraag bevestigd, en de appellant ging hiertegen in hoger beroep. De Raad heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waarbij werd vastgesteld dat de appellant van 3 maart 1982 tot 29 april 1983 werkzaam was bij de Koninklijke Landmacht en in die periode was uitgezonden naar Libanon. De aanvraag om een militair invaliditeitspensioen was ingediend op 2 mei 2018, na een medisch onderzoek door verzekeringsarts A. Meij, die concludeerde dat de appellant leed aan een psychische aandoening van traumatische aard, maar de mate van invaliditeit was vastgesteld op 7,92%. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat er geen reden was om te twijfelen aan de toegekende scores voor verschillende (sub)rubrieken van de beoordeling van de invaliditeit. De appellant had zijn standpunt dat hij recht had op hogere scores niet onderbouwd met medische gegevens. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.