In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 13 maart 2019 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen juist was. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat zijn beperkingen niet goed in kaart waren gebracht en dat hij nog steeds ernstige psychische problemen had. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant nog steeds meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.036,-.