ECLI:NL:CRVB:2022:1321

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
21/2303 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. J.W. Dijke, advocaat van appellant, en vond zijn oorsprong in een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 19 mei 2021. Tijdens de zitting op 15 december 2021 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer. Na de zitting heeft het Uwv op 1 februari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant op 17 februari 2022 het hoger beroep heeft ingetrokken. Appellant verzocht tevens om een proceskostenvergoeding en vergoeding van wettelijke rente, waarop het Uwv geen bezwaar maakte.

De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellant moet worden veroordeeld, die in totaal zijn begroot op € 4.118,-. Daarnaast is het verzoek om vergoeding van de wettelijke rente toegewezen. De Raad heeft appellant geadviseerd om voor vergoeding van het betaalde griffierecht zich rechtstreeks tot het Uwv te wenden.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.P.M. Zeijen, met H. Alajai als griffier. De beslissing benadrukt de mogelijkheid voor appellanten om proceskosten te verhalen wanneer het bestuursorgaan aan hun bezwaren tegemoetkomt, en biedt inzicht in de toepassing van relevante artikelen van de Awb.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 juni 2022
21/2303 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a, 8:88 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
19 mei 2021 , 20/987 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.W. Dijke, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dijke. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.J. Grasmeijer.
Ter zitting heeft de Raad het onderzoek geschorst.
Het Uwv heeft op 1 februari 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 17 februari 2022 heeft mr. Dijke namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente.
Het Uwv heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 1 februari 2022 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.082,- in bezwaar, € 1.518,- in beroep en € 1518,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 4.118,-
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.118,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2022.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai
GdJ