Uitspraak
20.1930 AKW
OVERWEGINGEN
,geboren op [geboortedatum] 2008.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante had een aanvraag voor dubbele kinderbijslag ingediend voor haar zoon, geboren in 2008, op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, waarbij zij zich baseerde op een medisch advies van het CIZ, dat stelde dat de zoon geen intensieve zorg nodig had. De rechtbank had de afwijzing van de aanvraag bevestigd, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante voerde aan dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat zij in een slechtere positie was gebracht door de afwijzing. De Raad oordeelde echter dat het CIZ zorgvuldig had gehandeld en dat de Svb niet in strijd had gehandeld met het verbod van reformatio in peius. De Raad bevestigde dat de Svb bij het primaire besluit de aanvraag had afgewezen en dat deze afwijzing in bezwaar was gehandhaafd, zonder dat appellante in een slechtere positie was geraakt.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.