ECLI:NL:CRVB:2022:1312

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
20/1930 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dubbele kinderbijslag en beoordeling zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante had een aanvraag voor dubbele kinderbijslag ingediend voor haar zoon, geboren in 2008, op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, waarbij zij zich baseerde op een medisch advies van het CIZ, dat stelde dat de zoon geen intensieve zorg nodig had. De rechtbank had de afwijzing van de aanvraag bevestigd, en appellante ging in hoger beroep.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. Appellante voerde aan dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat zij in een slechtere positie was gebracht door de afwijzing. De Raad oordeelde echter dat het CIZ zorgvuldig had gehandeld en dat de Svb niet in strijd had gehandeld met het verbod van reformatio in peius. De Raad bevestigde dat de Svb bij het primaire besluit de aanvraag had afgewezen en dat deze afwijzing in bezwaar was gehandhaafd, zonder dat appellante in een slechtere positie was geraakt.

Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.1930 AKW

Datum uitspraak: 15 juni 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2020, 18/6441 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.S. Pot, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2022. Namens appellante is verschenen mr. Pot. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.M.C. Rooijers.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 10 maart 2018 bij de Svb een aanvraag voor dubbele kinderbijslag ingediend op grond van het bepaalde bij of krachtens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar zoon [naam zoon] ([naam zoon])
,geboren op [geboortedatum] 2008.
1.2.
De Svb heeft bij besluit van 23 mei 2018, gehandhaafd bij besluit van 17 september 2018 (bestreden besluit), de aanvraag afgewezen. De Svb heeft hieraan het medisch advies van CIZ van 7 september 2018 en het Beoordelingskader BUK ten grondslag gelegd. [naam zoon] heeft geen intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de AKW nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Na een heroverweging is zijn zorgscore op de peildatum 1 januari 2018 vastgesteld op nul punten, terwijl voor hem op die datum gezien zijn leeftijd (negen jaar) een zorgscore van vier punten vereist is. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3.
De rechtbank heeft appellante in de gelegenheid gesteld (medische) stukken in te dienen. Naar aanleiding van de door appellante ingebrachte informatie heeft CIZ op 10 mei 2019 nogmaals een advies uitgebracht. In dit advies is de zorgscore van [naam zoon] opnieuw vastgesteld op nul punten.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, voor zover van belang, overwogen dat uit vaste rechtspraak volgt dat het Beoordelingskader BUK in beginsel als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om dubbele kinderbijslag op grond van de AKW mag worden genomen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het advies van CIZ zorgvuldig tot stand is gekomen en inzichtelijk en volledig is. CIZ heeft de bij [naam zoon] vastgestelde diagnose, de nadere stukken van Altra en de observatieverslagen van de psycholoog van 6 december 2018 en 10 april 2019 betrokken bij het advies. CIZ heeft vervolgens terecht het Beoordelingskader BUK toegepast en voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom geen punten zijn toegekend. De rechtbank heeft appellante niet gevolgd in haar standpunt dat sprake is van strijd met het verbod van reformatio in peius. Weliswaar zijn in bezwaar nul punten toegekend in plaats van drie, maar de uitkomst van het bestreden besluit is daarmee niet anders dan die van het primaire besluit. De afwijzing van de aanvraag om toekenning van dubbele kinderbijslag blijft in bezwaar gehandhaafd, zij het met een andere motivering.
3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Kort samengevat heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van strijd met het beginsel van reformatio in peius. Appellante is van mening dat zij in een slechtere positie is gebracht omdat zij nu een grotere stap moet maken (van drie punten) om alsnog de minimum score te behalen. Verder heeft appellante herhaald dat de besluitvorming onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat appellante recht heeft op dubbele kinderbijslag.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en het Beoordelingskader BUK verwijst de Raad naar rechtsoverweging 4.2.1 tot en met 4.3.1 van zijn uitspraak van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.
4.2.
Evenals de rechtbank volgt de Raad appellante niet in haar standpunt dat sprake is van een onzorgvuldig tot stand gekomen beslissing. Bij de beoordeling van de zorgbehoefte van [naam zoon] heeft CIZ het door appellante ingevuld medisch vragenformulier betrokken. Dit medisch vragenformulier biedt, naast de beantwoording van de concrete vragen, per item voldoende ruimte om de problematiek van het kind nader toe te lichten. Appellante heeft op 23 april 2018 telefonisch een toelichting gegeven op het door haar ingevulde medisch vragenformulier. De medisch adviseur van CIZ heeft in de bezwaarfase naast het ingevuld medisch vragenformulier ook het door appellante overgelegde Ontwikkelingsperspectiefplan SBO, de verwijsbrief van de huisarts voor regulier specialistische GGZ van 20 februari 2018 en een brief van 21 juni 2018 van arts/systeemtherapeut Z. Issever van De Opvoedpoli in de beoordeling betrokken. Ook heeft opnieuw telefonisch onderzoek plaatsgevonden op 17 juli 2018. Bovendien heeft de rechtbank appellante in beroep in de gelegenheid gesteld (medische) stukken in te dienen. Appellante heeft daar gebruik van gemaakt en CIZ heeft naar aanleiding van deze stukken nogmaals een advies uitgebracht. Gelet hierop is evenmin sprake van de door appellante geschetste situatie dat de medisch adviseur zich geen indruk heeft kunnen vormen over [naam zoon] omdat slechts is afgegaan op telefonische uitleg van de moeder en [naam zoon] niet is gezien door de medisch adviseur.
4.3.
Uit wat appellante heeft aangevoerd en uit de voorhanden zijnde objectief medische informatie volgt niet dat aan het advies van CIZ moet worden getwijfeld zodanig dat de Svb daar niet van heeft kunnen uitgaan. Het ter zitting genoemde besluit waarbij aan [naam zoon] op grond van de Jeugdwet met ingang van januari 2021 ambulante ondersteuning is toegekend voor drie-en-een-half uur per week is daarvoor onvoldoende en ziet bovendien niet op de periode in geschil.
4.4.
De rechtbank heeft appellante terecht niet gevolgd in het standpunt dat de Svb heeft gehandeld in strijd met het verbod van reformatio in peius. Dit verbod staat eraan in de weg dat het indienen van een bezwaarschrift ertoe leidt dat de indiener via de heroverweging door het bestuursorgaan in een slechtere positie raakt dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn. De Raad stelt vast dat de Svb bij het primaire besluit heeft geweigerd om appellante dubbele kinderbijslag voor [naam zoon] toe te kennen. De Svb heeft het primaire besluit in bezwaar volledig heroverwogen en bij het bestreden besluit wederom geweigerd appellante dubbele kinderbijslag voor [naam zoon] toe te kennen. Gelet hierop valt naar het oordeel van de Raad niet in te zien in hoeverre appellante door het indienen van haar bezwaarschrift in een slechtere positie is geraakt. Dat zij nu in deze hoger beroepsprocedure een grotere stap moet maken om alsnog in aanmerking te komen voor een minimumscore maakt dat niet anders
.
4.5.
Uit 4.2 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van S.N. de Groot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2022.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) S.N. de Groot