ECLI:NL:CRVB:2022:1306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-vervolguitkering en geschil over arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-vervolguitkering van appellante. Appellante, die als persoonlijk begeleider werkte, had zich op 2 mei 2011 ziek gemeld en ontving vanaf 29 april 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had haar WGA-vervolguitkering per 15 juli 2016 beëindigd, na een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De kern van het geschil betreft de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 maart 2016, waarin geen beperkingen zijn vastgesteld voor werktijden. De deskundige die door de Raad is ingeschakeld, concludeerde dat er op de datum van beëindiging van de uitkering geen urenbeperking kon worden onderbouwd. De Raad oordeelde dat de conclusies van de deskundige overtuigend waren en dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellante in de geselecteerde functies niet werd overschreden. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak, waarbij hij oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht op minder dan 35% had vastgesteld.