Uitspraak
21.3808 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die tot 31 maart 2020 als rental sales agent werkte, meldde zich op 29 juni 2020 ziek met rug- en psychische klachten. Het Uwv had eerder geoordeeld dat de appellant arbeidsgeschikt was en weigerde hem een ZW-uitkering toe te kennen. De rechtbank bevestigde dit oordeel, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot een andere conclusie. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig was uitgevoerd. De enkele conclusie van het Uwv dat de ziektewetclaim niet plausibel was, omdat de appellant geen duidelijkheid gaf over de oorzaak van zijn klachten, was onvoldoende om de weigering van het ziekengeld te rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat het aan de verzekeringsarts en de medewerker ZW was om door te vragen naar de aard en oorzaak van de klachten. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en droeg het Uwv op om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 3.036,-.