ECLI:NL:CRVB:2022:1287

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
21/4046 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken van beroepsgronden

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Broekhuizen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 oktober 2021. Het beroepschrift dat is ingediend, voldeed echter niet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden bevatte. De Raad heeft appellant meerdere keren de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen, maar appellant heeft deze kansen ongebruikt laten voorbijgaan. De gemachtigde van appellant heeft zich op 21 februari 2022 onttrokken, en ook na deze onttrekking heeft appellant geen gronden ingediend. De Raad heeft appellant herhaaldelijk gewezen op de gevolgen van het niet indienen van de gronden, maar zonder resultaat. Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen gronden zijn ingediend. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen en is openbaar uitgesproken op 8 juni 2022. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en belanghebbenden kunnen binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 juni 2022
21/4046 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
6 oktober 2021, 20/2730 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.J.J. Broekhuizen hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 24 november 2021 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellant heeft bij e-mail van 20 december 2021 verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden. De Raad heeft bij brief van 22 december 2021 dit verzoek ingewilligd en de termijn voor indienen van de gronden verlengd tot en met 19 januari 2022.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 24 januari 2022 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is de gemachtigde van appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
Bij e-mail van 21 februari 2022 heeft mr. J.J.J. Broekhuizen aangegeven zich te onttrekken als gemachtigde van appellant.
De Raad heeft bij brief van 25 februari 2022 appellant op de hoogte gesteld van de onttrekking van zijn gemachtigde en is appellant in de gelegenheid gesteld alsnog binnen vier weken de gronden in te zenden.
Appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 29 maart 2022 is aan appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van twee weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
Appellant heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ