ECLI:NL:CRVB:2022:1286
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 juni 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 21/2851 WIA. De procedure betreft een hoger beroep dat niet-ontvankelijk is verklaard omdat het griffierecht van € 134,- niet binnen de gestelde termijn is betaald.
De gemachtigde van appellant is herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht. In een brief van 11 augustus 2021 werd de gemachtigde geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en de deadline voor betaling. Een tweede herinnering volgde op 11 september 2021, waarin nogmaals werd benadrukt dat het griffierecht tijdig moest worden voldaan om de procedure inhoudelijk te kunnen behandelen.
Aangezien het griffierecht niet tijdig is betaald, heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden aangevochten binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.