ECLI:NL:CRVB:2022:1284

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
22/822 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 februari 2022. Het hoger beroep was ingesteld door de dochter van appellante, die als gemachtigde optrad. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien het beroepschrift op 17 maart 2022 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 1 februari 2022 was ingegaan. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en het beroepschrift moet voor het einde van deze termijn zijn ontvangen. De Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift op 16 maart 2022 ter post was bezorgd, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend.

De gemachtigde van appellante heeft in een brief van 22 april 2022 aangegeven dat er persoonlijke omstandigheden waren die de termijnoverschrijding zouden kunnen verklaren. Echter, de Centrale Raad oordeelde dat de aangevoerde omstandigheden geen grond vormden om te concluderen dat de gemachtigde niet in verzuim was geweest. De Raad heeft daarom geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en heeft zonder verder onderzoek beslist. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 juni 2022
22/822 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
1 februari 2022 , 21/2253 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Mevrouw [naam], dochter van appellante, heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 1 februari 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 17 maart 2022 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 16 maart 2022 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 29 maart 2022 is aan de gemachtigde van appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
De gemachtigde van appellante heeft daarop bij brief van 22 april 2022 geantwoord dat er omstandigheden zijn die de gemachtigde van appellante persoonlijk betreffen. Zij heeft een gesprek gehad met de studieloopbaancoach en met de huisarts. De huisarts heeft de gemachtigde van appellante doorverwezen naar een psycholoog. Op 29 april 2022 heeft de gemachtigde van appellante een afspraak met de psycholoog. Omdat de beroepstermijn is overschreden is het niet mogelijk een behandelbrief als bijlage toe te voegen. De gemachtigde van appellante vraagt om een korte mogelijkheid om de redenen van derden op papier in te dienen.
Wat de gemachtigde van appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat de gemachtigde van appellante niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2022.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ