ECLI:NL:CRVB:2022:128
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en toegenomen beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland over de afwijzing van een WIA-uitkering. Appellante, die als verzorgende IG werkte, heeft zich ziek gemeld vanwege rug- en bekkenklachten en psychische klachten. Het Uwv heeft in 2015 besloten om geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar klachten zijn toegenomen en dat dit niet goed is beoordeeld door de verzekeringsartsen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen toegenomen beperkingen zijn vastgesteld ten opzichte van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 februari 2015. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om inschakeling van een deskundige af. De beslissing is genomen op 12 januari 2022.