ECLI:NL:CRVB:2022:1263

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
20/2515 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hogere Wlz-indicatie en beoordeling zorgprofielen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellant, geboren in 1935, heeft een aanvraag ingediend voor een hogere Wlz-indicatie, specifiek voor het zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg. Deze aanvraag is afgewezen door het CIZ, dat oordeelde dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg het meest passend was. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

Tijdens de zitting op 20 april 2022 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn dochter en een andere persoon, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat hij intensieve begeleiding nodig heeft en dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg voor hem het meest geschikt is. Ter ondersteuning van zijn argument heeft hij een ongedateerde brief van zijn geriater overgelegd.

De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het CIZ terecht heeft geoordeeld dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg het best passende zorgprofiel is. De medisch adviseur van het CIZ had in een eerder advies aangegeven dat er geen medische noodzaak was voor de door appellant gewenste uitbreiding van de indicatie. De Raad heeft geen aanleiding gezien om aan deze conclusie te twijfelen, ook niet na het in hoger beroep overleggen van de brief van de geriater, waarin geen melding werd gemaakt van gedragsproblemen. De Raad heeft daarom het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

20.2515 WLZ

Datum uitspraak: 1 juni 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 juni 2020, 19/4537 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [naam 1] hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2022. Namens appellant zijn [naam 1] en [naam 2] verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1935, is bekend met verschillende psychogeriatrische, somatische en lichamelijke aandoeningen. Appellant is in verband hiermee op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg (Wlz) geïndiceerd voor het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg. Appellant verblijft sinds begin 2019 in [verblijfplaats], waarvan zijn dochter, [naam 1], directrice is. Appellant heeft in verband hiermee op 4 februari 2019 een hogere Wlz-indicatie aangevraagd, te weten het zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding.
1.2.
CIZ heeft bij besluit van 26 maart 2019, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 24 juli 2019 (bestreden besluit), deze aanvraag afgewezen. CIZ heeft hieraan het medisch advies van 1 juli 2019 ten grondslag gelegd. De medisch adviseur heeft hierin vermeld dat de gedragsproblematiek niet is te objectiveren
.Hierdoor is een medische noodzaak voor het door appellant gewenste zorgprofiel niet vast te stellen. CIZ heeft zich op grond hiervan op het standpunt gesteld dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg het best passend voor appellant is.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe, voor zover van belang, overwogen dat CIZ op goede gronden heeft geoordeeld dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg het best passende zorgprofiel voor appellant is. CIZ heeft voldoende gemotiveerd dat in de situatie van appellant niet wordt voldaan aan de criteria voor toekenning van zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding.
3. Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld. Appellant heeft betoogd dat hij intensieve begeleiding nodig heeft. Daarom is het zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding voor hem het best passend. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij een ongedateerde brief van de geriater overgelegd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het betoog van appellant slaagt niet. CIZ heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg het best passende zorgprofiel voor appellant is.
4.1.1.
Volgens de omschrijving in bijlage A bij de Regeling langdurige zorg is zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg, gericht op verzekerden die vanwege ernstige dementiële problematiek behoefte hebben aan intensieve begeleiding en intensieve verzorging. Hierbij is (soms) sprake van gedragsproblematiek, met name dwangmatig gedrag, ongecontroleerd/ontremd gedrag of reactief gedrag met betrekking tot interactie. Zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen, met de nadruk op begeleiding, is gericht op verzekerden die op grond van een chronische ziekte specifieke begeleiding nodig hebben in combinatie met zeer intensieve verzorging en verpleging in een beschermde woonomgeving. Hierbij is vaak sprake van gedragsproblemen, waardoor vaak of continu hulp, toezicht of sturing nodig is. De aard van de gedragsproblematiek is divers, maar reactief gedrag met betrekking tot interactie en verbaal agressief gedrag komen in veel situaties voor.
4.1.2.
De medisch adviseur van CIZ heeft de beschikbare medische informatie van de behandelaren van appellant bij de beoordeling betrokken en in het medisch advies van 1 juli 2019 geconcludeerd dat op basis van de beschikbare gegevens geen medische noodzaak voor uitbreiding van de indicatie is vast te stellen. De gedragsproblematiek is volgens de medisch adviseur niet te objectiveren. In wat appellant heeft aangevoerd, ziet de Raad geen aanleiding om aan deze conclusie van de medisch adviseur te twijfelen. Er zijn namelijk geen aanwijzingen hiervoor. Ook de in hoger beroep overgelegde brief van de geriater vormt geen aanleiding om te twijfelen aan het medisch advies. In deze brief is immers geen melding gemaakt van gedragsproblemen.
4.2.
Uit 4.1 tot en met 4.1.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.E. Dutrieux, in tegenwoordigheid van G.F. Telci als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2022.
(getekend) A.E. Dutrieux
(getekend) G.F. Telci