In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellant, geboren in 1935, heeft een aanvraag ingediend voor een hogere Wlz-indicatie, specifiek voor het zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg. Deze aanvraag is afgewezen door het CIZ, dat oordeelde dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg het meest passend was. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting op 20 april 2022 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn dochter en een andere persoon, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat hij intensieve begeleiding nodig heeft en dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met zeer intensieve zorg voor hem het meest geschikt is. Ter ondersteuning van zijn argument heeft hij een ongedateerde brief van zijn geriater overgelegd.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het CIZ terecht heeft geoordeeld dat het zorgprofiel VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg het best passende zorgprofiel is. De medisch adviseur van het CIZ had in een eerder advies aangegeven dat er geen medische noodzaak was voor de door appellant gewenste uitbreiding van de indicatie. De Raad heeft geen aanleiding gezien om aan deze conclusie te twijfelen, ook niet na het in hoger beroep overleggen van de brief van de geriater, waarin geen melding werd gemaakt van gedragsproblemen. De Raad heeft daarom het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.