Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het verzet gegrond;
- bepaalt dat een bedrag van € 262,- aan appellante wordt terugbetaald.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep. De niet-ontvankelijkverklaring was eerder uitgesproken omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend, waaruit bleek dat het griffierecht in de zaken met nummers 20/4291, 20/4292 en 20/4293 wel degelijk tijdig was voldaan. De termijn voor betaling van het griffierecht eindigde op 20 februari 2021, een zaterdag. Volgens de Algemene Termijnenwet wordt een termijn die op een zaterdag eindigt, verlengd tot de eerstvolgende werkdag. In dit geval was dat maandag 22 februari 2021, waarop het griffierecht werd voldaan.
De Raad heeft vastgesteld dat het verzet gegrond is en dat de eerdere uitspraak van 9 december 2021, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard, vervalt. Het onderzoek in de onderliggende zaken wordt voortgezet. Tevens is gebleken dat appellante ten onrechte vier keer griffierecht is gevraagd, terwijl zij slechts twee keer griffierecht verschuldigd was. Het teveel betaalde griffierecht van € 262,- zal aan appellante worden terugbetaald. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in deze procedure.
De uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.