ECLI:NL:CRVB:2022:1225

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
21/1071 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 februari 2021. De appellant, die een WIA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 november 2019, waarin werd vastgesteld dat hij na afloop van de loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 21 september 2019 geen recht meer had op een WIA-uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar het Uwv heeft ter zitting van de Raad desgevraagd te kennen gegeven het bestreden besluit niet langer te handhaven. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant per 1 januari 2020 weer een WGA-loonaanvullingsuitkering is toegekend, wat betekent dat zijn arbeidsongeschiktheid op de datum in geding van 1 december 2019 niet anders kan zijn dan vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd. De Raad heeft het besluit van 22 januari 2019 herroepen en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 12 november 2019. Dit houdt in dat de WIA-uitkering van de appellant per 21 september 2019 en per 1 december 2019 als WGA-loonaanvullingsuitkering zal worden voortgezet. Tevens is het Uwv veroordeeld in de kosten van de appellant voor de verleende rechtsbijstand, die zijn begroot op € 2.656,50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

21.1071 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 februari 2021, 19/6932 WIA (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 mei 2022
Zitting heeft: E.J.J.M. Weyers, als lid van de enkelvoudige kamer.
Griffier: C.G. van Straalen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2022.Via beeldbellen heeft aan de zitting deelgenomen: M.M.J. Budel als vertegenwoordiger van het Uwv. Appellant is niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 12 november 2019;
- herroept het besluit van 22 januari 2019 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 12 november 2019;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.656,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij besluit van 12 november 2019 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant na afloop van de loongerelateerde WGA-uitkering met ingang van 21 september 2019 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 12 november 2019 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Daarbij is bepaald dat appellant met ingang van 1 december 2019 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Bij uitspraak van
18 februari 2021 heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Het Uwv heeft ter zitting van de Raad desgevraagd te kennen gegeven het bestreden besluit en het besluit van 12 november 2019 niet langer te handhaven. Appellant is per 1 januari 2020 inmiddels weer een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend in verband met een per die datum aangenomen volledige arbeidsongeschiktheid en niet valt in te zien dat dit op de datum in geding van 1 december 2019 anders zou zijn.
3. Gelet op het feit dat het Uwv zijn standpunt in deze zaak niet langer handhaaft, slaagt het hoger beroep. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd, het beroep wordt gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het besluit van 22 januari 2019 herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Dit betekent dat de WIA-uitkering van appellant per 21 september 2019 en ook per 1 december 2019 als WGA-loonaanvullingsuitkering zal worden voortgezet.
4. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de kosten van appellant voor de aan hem beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 2.656,50 (2,5 punten in beroep en 1 punt in hoger beroep, waarde per punt
€ 759,-, met een wegingsfactor 1).
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) C.G. van Straalen (getekend) E.J.J.M. Weyers