ECLI:NL:CRVB:2022:1222
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid na ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die als productiemedewerker werkte, had zich op 16 februari 2018 ziek gemeld na een ongeval. Het Uwv had zijn ZW-uitkering per 16 maart 2019 beëindigd, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn psychische klachten en beperkingen niet goed waren ingeschat. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de beperkingen van appellant. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit van het Uwv. De argumenten van appellant, waaronder de vermeende onderwaardering van zijn psychische klachten, werden niet overtuigend bevonden. De Raad bevestigde dat appellant in staat was om de geselecteerde functies te vervullen en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.