ECLI:NL:CRVB:2022:1213

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
20/3891 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor schuld aan Stichting

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor een schuld aan de Stichting [Naam stichting]. Dit was de tweede aanvraag van appellant voor dezelfde schuld, waarbij de eerste aanvraag ook was afgewezen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond van 16 november 2020, waarin werd geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Appellant had aangevoerd dat de afwijzing onterecht was, maar de Raad oordeelde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om de afwijzing te weerleggen. De Raad stelde vast dat het bestreden besluit bevoegd was genomen en dat de rechtbank geen proces-verbaal hoefde op te stellen, aangezien de griffier aantekeningen had gemaakt van de zitting. De Raad benadrukte dat de besluiten door bevoegde personen waren ondertekend en dat appellant niet had aangetoond dat de rechter partijdig was. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding, en bevestigde de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand.

Uitspraak

20.3891 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelings uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 16 november 2020, 19/922 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Roermond (college)
Datum uitspraak: 17 mei 2022
Zitting heeft: J.N.A. Bootsma
Griffier: Y.S.S. Fatni
Ter zitting is appellant verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Dit betekent dat het college de aanvraag van appellant in de brieven van 25 en 27 november 2018 om bijzondere bijstand voor de schuld aan de Stichting [Naam stichting] mocht afwijzen. En ook dat het college geen dwangsom en schadevergoeding aan appellant hoeft te betalen.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar en gebaseerd op de volgende overwegingen.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, hebben medewerkers van de afdeling Sociale Zaken de primaire besluiten en het bestreden besluit wel voorbereid, maar niet genomen. De besluiten zijn ondertekend en dus namens het college genomen door het hoofd van de afdeling Sociale Zaken en de directeur van de sector Burgers en Samenleving. Zij zijn daartoe bevoegd want zij hebben daarvoor het mandaat gekregen van het college.
Het is de tweede keer dat appellant bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor deze schuld. De eerste keer is de aanvraag ook afgewezen.
Wat appellant tegen de afwijzing heeft aangevoerd kan daar geen verandering in brengen.
Zelfs al zou de Raad dat willen, hij kan het politieke systeem in Nederland en de wet niet veranderen. De mensen van de gemeente Roermond kunnen dat ook niet.
En het klopt dat je op grond van de Nederlandse wet geen strafzaak kan indienen tegen een bevooroordeelde rechter.
Appellant heeft zijn stelling dat de rechter van de rechtbank partijdig was niet onderbouwd en ook niet aannemelijk gemaakt.
En het is feitelijk onjuist dat elk besluit van het college, elke uitspraak van de rechtbank en elke uitspraak van de Raad voor appellant een negatieve uitkomst voor hem heeft. Het college heeft ook bijstand toegekend en een tegemoetkoming op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
De rechtbank hoefde aan appellant geen proces-verbaal te verstrekken. Volgens artikel 8:61, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) houdt de griffier aantekeningen bij van de zitting. Die zittingsaantekeningen heeft appellant gekregen. De griffier maakt alleen een proces-verbaal op als de rechtbank dat bepaalt of als de hoger beroepsrechter daarom vraagt. Maar de rechtbank heeft dat niet bepaald en de Raad heeft er niet om gevraagd. Volgens artikel 8:79, eerste lid, van de Awb maakt de griffier ook een proces-verbaal op van de mondelinge uitspraak, als de rechter die doet. Maar de rechtbank heeft geen mondelinge uitspraak gedaan.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een proceskostenveroordeling en voor schadevergoeding bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) Y.S.S. Fatni (getekend) J.N.A. Bootsma