ECLI:NL:CRVB:2022:1195

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
21/1799 NOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake NOW-V

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2022 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Appellant had te laat hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Bosch van 19 november 2020. De Raad oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank had de uitspraak op 25 november 2020 aangetekend verzonden aan de voormalig gemachtigde van appellant. Appellant had ervoor gekozen zijn belangen door deze gemachtigde te laten behartigen. Het feit dat de gemachtigde appellant niet op de hoogte heeft gesteld van de uitspraak en de aangevallen uitspraak niet tijdig heeft doorgezonden, wordt door de Raad niet als reden voor verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding geaccepteerd. De Raad benadrukt dat het handelen van de voormalig gemachtigde voor rekening en risico van appellant komt. Appellant was op de hoogte van de procedure en was zelf aanwezig op de zitting, waardoor hij wist dat hij een uitspraak kon verwachten. De Raad verklaart het verzet ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 mei 2022
21/1799 NOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Bosch van 19 november 2020, 20/4765 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak op 9 december 2021
niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de Raad het hoger beroep niet inhoudelijk in behandeling kan nemen. De Raad heeft dit gedaan zonder een zitting te houden, met toepassing van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Namens appellant heeft mr. J. Smit verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 8 april 2022. Appellant was samen met zijn gemachtigde mr. Smit op de zitting aanwezig. Het Uwv is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft het hoger beroep van appellant in de uitspraak van 9 december 2021
niet-ontvankelijk verklaard omdat hij dat te laat heeft ingediend.
De laatste dag waarop op tijd een hogerberoepschrift kon worden ingediend was
6 januari 2021. Appellant heeft op 22 mei 2021 digitaal hoger beroep ingesteld.
In verzet stelt appellant dat hij de brief van 22 juli 2021, waarbij hem is gevraagd mee te delen waarom hij zijn beroepschrift te laat heeft ingediend, niet heeft ontvangen. Als gevolg hiervan heeft hij geen antwoord kunnen geven op de vraag waarom er sprake is van termijnoverschrijding. Appellant ondervindt vaker problemen met het ontvangen van post en de postbezorging in Den Haag was slecht in de periode waarin de brief door de Raad werd toegezonden.
De Raad heeft de brief van 22 juli 2021 aan appellant niet aangetekend verzonden. Appellant heeft met gegevens onderbouwd dat de postbezorging in deze periode in zijn woonomgeving niet goed was. Omdat niet kan worden uitgesloten dat appellant de brief niet heeft ontvangen, heeft de Raad hem nogmaals verzocht toe te lichten waarom hij zijn beroepschrift na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend.
Appellant stelt dat hij bij de vaststelling van de NOW er achter is gekomen dat er door de rechtbank uitspraak was gedaan. Hij heeft de uitspraak uiteindelijk gevonden op de internetsite van de rechtspraak en alsnog hoger beroep ingesteld. Ter zitting heeft appellant verklaard dat de verstandhouding met zijn vorige gemachtigde niet goed was en deze hem niet op de hoogte heeft gesteld dat de rechtbank op 19 november 2020 uitspraak heeft gedaan.
Niet in geschil is dat appellant te laat hoger beroep heeft ingesteld. De vraag die moet worden beantwoord is of de termijn overschrijding verschoonbaar is. De Raad is van oordeel dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft de aangevallen uitspraak op 25 november 2020 aangetekend verzonden aan de voormalig gemachtigde van appellant. Appellant heeft ervoor gekozen zijn belangen door een gemachtigde te laten behartigen. Dat deze gemachtigde appellant niet op de hoogte heeft gesteld dat de rechtbank op 19 november 2020 uitspraak heeft gedaan en de aangevallen uitspraak niet tijdig aan appellant heeft toegezonden, is, hoe vervelend dit voor appellant ook is, geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het handelen van de voormalig gemachtigde komt voor rekening en risico van appellant. Appellant was op de hoogte van de procedure en is zelf ook op de zitting aanwezig geweest, zodat hij wist dat hij een uitspraak kon verwachten.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2022.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) S.C. Scholten