ECLI:NL:CRVB:2022:1164

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
20/4345 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, die zich ziek had gemeld met pijn- en vermoeidheidsklachten. Appellante, die als verkoopmedewerker werkte, had zich op 10 juli 2018 ziek gemeld en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uwv beëindigde haar uitkering per 10 augustus 2019, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat het medisch onderzoek door het Uwv onvoldoende zorgvuldig was geweest, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische klachten, waaronder het Ehlers-Danlos syndroom en fibromyalgie.

De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren en voegde nieuwe medische informatie toe. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd hadden waarom de geselecteerde functies geschikt waren voor appellante. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

20 4345 ZW

Datum uitspraak: 25 mei 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
10 november 2020, 20/573 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.G. Spijker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2022. Namens appellante is
mr. Spijker verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. M.P.W.M. Wiertz.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is laatstelijk werkzaam geweest als verkoopmedewerker voor 29,27 uur per week. Op 10 juli 2018 heeft zij zich ziek gemeld met pijn- en vermoeidheidsklachten. Het Uwv heeft appellante in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft appellante op 7 juni 2019 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 juni 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet in staat is haar eigen werk te verrichten, vervolgens vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellante nog 100% van haar zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 9 juli 2019 de ZW-uitkering van appellante met ingang van 10 augustus 2019 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 9 januari 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van
11 december 2019 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van 8 januari 2020 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft een geselecteerde functie laten vervallen en geconcludeerd dat appellante op basis van de overige vier functies nog steeds meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek van het Uwv voldoende zorgvuldig is. Zij heeft overwogen dat de verzekeringsarts de dossiergegevens heeft bestudeerd en appellante heeft gezien op het spreekuur. Tijdens dit spreekuur is het dagverhaal en de medische voorgeschiedenis van appellante besproken en heeft een observerend psychisch onderzoek plaatsgehad. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eveneens dossierstudie verricht en appellante gezien op de hoorzitting, waar een uitgebreid lichamelijk en observerend psychisch onderzoek heeft plaatsgehad. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie die appellante in bezwaar heeft overgelegd betrokken bij zijn heroverweging. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat er geen reden is om meer beperkingen aan te nemen. Ten aanzien van het Ehlers-Danlos syndroom heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geschreven dat uit de medische informatie blijkt dat het belangrijk is om de gewrichten niet te zwaar te belasten, maar dat de spieren om de gewrichten heen wel getraind moeten worden, zodat er een stabieler gewricht ontstaat door de sterke spieren eromheen. Ten aanzien van de fibromyalgie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geschreven dat ook hiervoor geldt dat de fysieke belastbaarheid niet groot is, maar dat blijven bewegen en oefentherapie wel het advies is. De beperkingen die zijn gesteld voor het Ehlers-Danlos syndroom gelden daarom ook voor de fibromyalgie. Over de rugklachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geschreven dat uit de informatie van de orthopedisch chirurg van 16 augustus 2017 blijkt dat er geen sprake is van een hernia en dat er geen beperkingen gelden. Ook de reumatoloog heeft in haar brief van 12 oktober 2018 beschreven dat er geen hernia/wortelcompressie is en dat de wervels een normale hoogte hebben en in lijn staan. Van slijtage van de onderrug is dus geen sprake. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat met de psychische beperkingen en de beperkingen ten aanzien van het werkritme, voldoende tegemoet is gekomen aan de noodzaak voor appellante, om haar grenzen aan te geven en aan de benodigde rust en regelmaat. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke arbeidskundige grondslag. Zij heeft overwogen dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep duidelijk en inzichtelijk heeft gemotiveerd dat de werkzaamheden in de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderbouwd waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het medisch onderzoek door het Uwv onvoldoende zorgvuldig is geweest. Als gevolg van het Ehlers-Danlos syndroom (hypermobiliteitstype III) heeft appellante pijn- en vermoeidheidsklachten en hevige ontstekingen aan de pezen en spieren. Daarnaast heeft appellante discopathie L5-S1 en fibromyalgie. Haar klachten doen zich wisselend voor en het medisch onderzoek heeft plaats gevonden op een moment dat het relatief goed met haar ging. De verzekeringsartsen hebben ten onrechte geen rekening gehouden met de ontstekingen die geregeld optreden en onvoldoende beperkingen aangenomen. Appellante heeft een brief van de radioloog van
16 februari 2021 en informatie over het Ehlers-Danlos syndroom ingediend. Voorts heeft appellante aangevoerd dat de geselecteerde functies van receptionist, administratief medewerker en van administratief ondersteunend medewerker niet worden aangemerkt als verschillende functies, omdat het bij alle gaat om eenvoudig kantoorwerk, ter ondersteuning van anderen. Hiermee wordt niet voldaan aan artikel 9, sub a, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb). Verder zijn de geselecteerde functies niet passend voor appellante omdat haar belastbaarheid hiermee wordt overschreden. Bij de functie van receptionist moet te lang achtereen worden gezeten, is onvoldoende afwisseling met staan en lopen aanwezig en komt het gebruik van een toetsenbord en muis teveel voor. In de functie van besteller post/pakketten komen deadlines en productiepieken voor en wordt bij een koude buitentemperatuur gewerkt. Daarnaast komt wordt haar belastbaarheid overschreden door het tillen, trappenlopen, zitten, knielen, hurken, buigen en torderen dat voorkomt. Ook in de functie van administratief ondersteunend medewerker wordt een toetsenbord en muis teveel gehanteerd en wordt haar belastbaarheid overschreden door het trappenlopen. Hoewel appellante zeer gemotiveerd is om te gaan werken, valt ze keer op keer na enkele weken uit omdat het te zwaar voor haar is.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen en rapporten van 6 april 2021 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van 14 april 2021 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
4.2.
In geschil is de vraag of het Uwv terecht de ZW-uitkering van appellante met ingang van 10 augustus 2019 heeft beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
4.3.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden geheel onderschreven. Hier wordt het volgende aan toegevoegd.
4.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 6 april 2021 overtuigend onderbouwd waarom de ingebrachte medische gegevens geen reden geven om de belastbaarheid aan te passen en dat voldoende tegemoet is gekomen aan de medische situatie van appellante. Hij heeft in aanmerking genomen dat met de informatie van de radioloog van 16 februari 2021 wordt bevestigd dat de linkerschouder gemakkelijk kan subluxeren en dat daarom een beperking is aangenomen voor werkzaamheden boven schouderhoogte. Ten aanzien van de aangeleverde informatie over het Ehlers-Danlos syndroom heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep verwezen naar de informatie van de klinisch geneticus van 5 juli 2016. Hieruit volgt dat bij appellante sprake is van gegeneraliseerde hypermobiliteit, zonder huidkenmerken, passend bij het Ehlers-Danlos syndroom klassiek of vaattype. In dit licht is het belangrijk dat er bij lichamelijk onderzoek geen huidafwijkingen werden gevonden, de elasticiteit van de huid normaal was en er geen blauwe plekken waren. Het verrichten van aanvullend onderzoek zal volgens hem daarom niet leiden tot het vinden van afwijkingen in andere organen. Tot slot heeft hij opgemerkt dat de FML forse beperkingen ten aanzien van de fysieke belasting bevat en dat het gegeven dat het appellante niet lukt om te reïntegreren, zou kunnen liggen aan de belasting van de betreffende arbeid. Er is geen aanleiding om de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in twijfel te trekken.
4.5.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 14 april 2021 voldoende gemotiveerd dat bij de functieselectie is voldaan aan de voorwaarde van
drie verschillende functies, zoals bepaald in artikel 9, sub a, van het Sb. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht waarom de functies van receptionist, administratief medewerker en administratief ondersteunend medewerker voldoende van elkaar zijn te onderscheiden en zijn ondergebracht onder verschillende SBC-codes
.Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapporten van 8 januari 2020 en 14 april 2021 voldoende toegelicht dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellante. Bij de functie van receptionist kan het zitten worden afgewisseld worden met staan en bestaat voldoende gelegenheid om even te lopen. De belasting op de aspecten lopen, zitten en staan bij deze functie blijft binnen de mogelijkheden van appellante. Dit geldt ook voor het gebruik van toetsenbord en muis. Er is geen reden voor twijfel aan juistheid van de beschrijving van de belasting door de arbeidskundig analist in de functieomschrijving van het CBBS van de functie van besteller post en pakketten. De beperking van appellante op het item koude, in langdurige en extreme zin, wordt bij deze functie niet overschreden bij het in- en uitstappen van de auto. Dit geldt ook voor de overige door appellante gestelde overschrijdingen van haar belastbaarheid. Bij de functie van administratief ondersteunend medewerker blijft het werken met een toetsenbord en muis en het traplopen binnen de mogelijkheden van appellante.
4.6.
De overwegingen in 4.2 tot en met 4.5 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022.
(getekend) S. Wijna
(getekend) S.C. Scholten