Uitspraak
20.3563 PW-PV
BESLISSING
artikel 40, eerste lid, van de PW. Omdat appellante geen hoofdverblijf had op het uitkeringsadres heeft zij geen recht op bijstand in de gemeente [plaats].
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 9 september 2020. De appellante had een aanvraag voor bijstand ingediend, maar deze werd afgewezen omdat zij geen hoofdverblijf had in de gemeente Doetinchem. Tijdens een intakegesprek heeft appellante herhaaldelijk verklaard dat zij niet of nauwelijks in Doetinchem verblijft en dat zij zich daar niet veilig en niet thuis voelde. De Raad oordeelde dat, ongeacht de persoonlijke omstandigheden van appellante, zij daadwerkelijk in de gemeente Doetinchem moest wonen om recht te hebben op bijstand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante in de periode van 1 februari 2019 tot en met 6 maart 2019 geen woonplaats had in de gemeente Doetinchem. De Raad verwierp ook het beroep van appellante op dringende redenen, omdat zij niet was uitgesloten van het recht op bijstand op basis van de relevante artikelen van de Participatiewet. Het hoger beroep werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.