ECLI:NL:CRVB:2022:115
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die als heftruckchauffeur werkte, had zich op 16 februari 2017 ziek gemeld en ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering per 16 maart 2018, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde het besluit na een herbeoordeling van zijn belastbaarheid.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv, omdat de rechtbank vond dat de belastbaarheid van appellant niet correct was vastgesteld. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn psychische en lichamelijke klachten niet voldoende waren erkend en dat er verdergaande beperkingen hadden moeten worden aangenomen. Hij verzocht om de benoeming van een deskundige, maar het Uwv verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die op 14 augustus 2019 was opgesteld. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren voor appellant en dat er geen noodzaak was voor het benoemen van een deskundige. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand werden gelaten.