ECLI:NL:CRVB:2022:1149

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
21/2311 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag duofiets op basis van adequaat vervoersalternatief

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, geboren in 1959 en beperkt in zijn mobiliteit door niet-aangeboren hersenletsel en andere lichamelijke klachten, had een aanvraag ingediend voor een duofiets op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Weert had deze aanvraag afgewezen, omdat zij van mening waren dat de regionale vervoerspas Omnibuzz, in combinatie met het vervoer door de echtgenote van appellant, voldoende was om in de vervoersbehoefte van appellant te voorzien.

De rechtbank heeft de afwijzing van het college bevestigd en geoordeeld dat de vervoersvoorziening adequaat en compenserend was. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de regiotaxi niet geschikt is voor hem vanwege zijn geheugenproblematiek en de wachttijden die hem belemmeren. Hij stelde dat hij een duofiets nodig heeft om zelfstandig boodschappen te doen en vrienden te bezoeken. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de afwijzing van de aanvraag voor de duofiets.

De Raad concludeert dat de aan appellant verstrekte regionale vervoerspas Omnibuzz een passende bijdrage levert aan zijn vervoersbehoefte, en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D.S. de Vries, met L.C. van Bentum als griffier.

Uitspraak

21 2311 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
26 mei 2021, 20/374 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Weert (college)
Datum uitspraak: 25 mei 2022

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. I.T.A. Duijs hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2022. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.L.J. Demas.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1959, is als gevolg van niet-aangeboren hersenletsel,
zichtproblematiek en diverse andere lichamelijke klachten beperkt in zijn mobiliteit.
1.2.
Bij besluit van 23 juli 2019 heeft het college de aanvraag van appellant voor een duofiets
op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het college bij beslissing op bezwaar van 6 januari 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd, kort samengevat, dat de aan appellant op 23 juli 2019 verstrekte regionale vervoerspas Omnibuzz voor hem adequaat en toereikend is. Appellant kan hiermee zelfstandig in zijn vervoersbehoefte voorzien. Daarnaast is appellant samen met zijn partner in het bezit van een auto, waarmee zij zich regionaal gezamenlijk verplaatsen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de vervoersvoorziening in de vorm van een regionale vervoerspas Omnibuzz in combinatie met het vervoer door de echtgenote van appellant voldoende adequaat en compenserend is. Met deze reeds ter beschikking staande vervoersmiddelen wordt immers voldaan aan de vervoersbehoefte van appellant, bestaande uit het zelfstandig kunnen bezoeken van behandellocaties, familie en vrienden. Daarbij heeft de rechtbank relevant geacht dat appellant met de regiotaxi, anders dan met een duofiets – waarvoor hij altijd een mede-fietser nodig heeft – zelfstandig in staat is om zich regionaal te verplaatsen. Appellant heeft niet met medische stukken geobjectiveerd dat de regiotaxi niet passend en toereikend zou zijn. Niet is gebleken dat appellant niet in staat is om een afspraak met de regiotaxi te maken en deze afspraak vervolgens ook na te komen. Dat de wachttijd van de regiotaxi frustraties bij appellant oproept en dat hij met de duofiets meer met zijn eigen vervoer bezig is wat hem een gevoel van waardigheid geeft, maakt niet dat het college aanvullend een vervoersvoorziening had moeten verstrekken in de vorm van een duofiets. Ter zitting heeft appellant verklaard dat hij thans al zijn afspraken met de huidige ter beschikking staande vervoersmiddelen kan bereiken en dat het gebruik van een duofiets meer een zeer gewenst alternatief is.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Vervoer met de regiotaxi is niet geschikt voor appellant. Door zijn beperkingen, waaronder geheugenproblematiek, is hij niet in staat zelf een taxi te regelen. Daarnaast kent de regiotaxi wachttijden, waardoor hij bij overprikkeling niet direct de plek waar hij zich bevindt kan verlaten. Appellant wil een duofiets zodat hij, al dan niet spontaan, een boodschap kan doen, vrienden kan bezoeken en naar afspraken kan gaan. Op dit moment is hij volledig afhankelijk van zijn echtgenote. Ook mentaal betekent het kunnen gebruiken van een duofiets veel voor appellant.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft zich beperkt tot het herhalen van de in beroep aangevoerde gronden. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat hij als gevolg van zijn geheugenproblematiek niet adequaat gebruik zou kunnen maken van de aan hem verstrekte regionale vervoerspas Omnibuzz. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat met een dergelijke voorziening niet een passende bijdrage wordt geleverd als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. De rechtbank wordt gevolgd in het oordeel dat het college de aanvraag om een duofiets terecht heeft afgewezen.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) L.C. van Bentum